Familieleden
Familie van de steenmarter
![]() |
![]() |
Net zo roofgierig en bloeddorstig als de steenmarter zijn de wezel en de hermelijn. De wezel is van deze twee de kleinste marterachtige. De hermelijn krijgt in koude streken in de winter een prachtige witte pels met hierbij een zwarte punt aan zijn staart. Ook maakt de wezel zo'n gedaante verwisseling door in koude streken, echter bij hen ontbreekt de zwarte staartpunt. Normaal zijn beiden donkerbruin van kleur, met een witte bef. De wezel en hermelijn voelen zich overal thuis en juist omdat ze kleiner zijn, vinden ze gemakkelijk een schuilplaats of een plek voor een warm holletje. Beiden bewegen zich geruisloos, snel en vol charme voort. Af en toe zitten ze even stil om de omgeving te verkennen, dan weer wordt een muizenhol of molshoop besnuffeld. Altijd zijn de neus, oren en ogen in beweging. Veel dieren, zoals hazen, konijnen, mollen, muizen, duiven, kippen, slangen en hagedissen durven ze aan. Een felle korte beet in de hals is voldoende om ook de grotere genoemde slachtoffers te doden. Het is onvoorstelbaar, welk gewicht deze kleine rovertjes kunnen verslepen. Evenals hun verwanten komen ook hun jongen blind ter wereld, soms wel tien. Zij gebruiken graag een voorhanden zijnd hol als kraamkamer.
![]() |
|
Een slag groter dan de twee voorheen genoemde soorten is de bunzing. De kleur van zijn pels is donker kastanjebruin, met iets witte oorranden en een beetje wit in het gezicht. De kop van de bunzing is ronde en minder spits dan die van de steenmarter. Eigenlijk overal waar hij voedsel kan vinden tref je hem aan. Hij gelooft in toevalligheden en bouwt dan ook zijn nest, waar het toeval hem brengt. Onder oude muren, onder takkenbossen, in konijnenholen, in oude knotwilgen of andere oude holle bomen zijn enkele voorbeelden. De bunzing brengt in mei de jongen ter wereld Muizen, ratten, slangen, mollen, egels, slakken en zelfs vissen staan op zijn menu. Springen, klimmen, sluipen, zwemmen en duiken gaan hem goed af. Hij is slim, listig, achterdochtig en bij gevaar moedig en zeer agressief. Komt de bunzing zelf in gevaar, dan weet hij zich te beschermen door het uitspuiten van een allergemeenst ruikende vloeistof bij zijn anaalklieren. Hij dood dieren door ze op een handige manier te bijten, zodat voor zijn slachtoffers vluchten onmogelijk wordt. In de herfst verzamelt de bunzing kikkers en padden op bouwland in bos en rietkragen en bijt deze op een bepaalde manier achter in de nek, zodat ze in een soort slaaptoestand terecht komen. Daarna worden de kikkers en padden opgeborgen in holtes en diverse ruimtes onder de grond. Tijdens de winter weet de bunzing ze feilloos terug te vinden en heeft zo nooit honger. Deze hele bijzondere foto levert ons het bewijs. Als het echt koud wordt zoekt de bunzing vaak zijn heil in hooimijten of op hooizolders.
De fret is niets anders dan een 'albino'-bunzing, alhoewel deze tegenwoordig ook in andere kleurvariaties gekweekt wordt. Bij de oude Romeinen was het jagen op konijnen met fretten al bekent. Door het afveilen van de tanden of ze te voorzien van een muilkorfje was bijten onmogelijk. De fret werd in een gangenstelsel van een konijnenhol losgelaten, om zo de aanwezige konijnen er uit te jagen, die zich vervolgens vastliepen in de gespannen netten boven de uitgangen. Via een belletje om de nek van de fret kon men horen waar die was. Tegenwoordig worden fretten veel als huisdier gehouden. Het is verstandig om mannetjes te laten castreren, in verband met de vieze geur die ze verspreiden. Er zijn mensen, die ongecastreerde mannetjes gebruiken om geursporen aan te laten leggen in huizen, dit zou steenmarters op afstand houden. Persoonlijk heb ik mijn bedenkingen hierover.